Afbeelding 1 Afbeelding 2
Afbeelding 3

Geschiedenis

Het houden van pluimvee is al eeuwen een kenmerkend deel van het boerenbedrijf. In de 12 en 13 eeuw werden kippen en eieren al gebruikt als betaalmiddel voor producten en pacht.

Aan het einde van de 19e eeuw bestond er in Nederland een enorme diversiteit aan rassen. De industrialisatie van de landbouw zette de bonte verzameling echter onder druk. Import van goedkoop graan uit Amerika en de aantrekkelijkheid van hoenders als bijverdienste, vooral voor de wat armere boeren op de zandgronden, stimuleerden een meer bedrijfsmatige en gestandaardiseerde pluimveehouderij. De toenemende kennis van de erfelijkheidsleer, fokprogramma’s en de groeiende buitenlandse afzetmarkt werkten standaardisering en schaalvergroting in de pluimveehouderij verder in de hand. De opkomst van de bedrijfsmatige pluimveehouderij ging gepaard met een verdere organisatie van de bedrijfstak

De twee wereldoorlogen en de economische crisis in de jaren ‘30 van de twintigste eeuw maakten duidelijk dat de sector alleen de internationale concurrentie zou kunnen overleven indien op grote schaal geïnvesteerd werd. Innovaties deden in de jaren ‘50 van de twintigste eeuw hun intrede. Vanaf deze periode groeiden de commerciële sector en raspluimveehouderij langzaam maar zeker uit elkaar. Tegelijkertijd voelde de overheid zich genoodzaakt een actievere rol te spelen in de regulering van de sector. Ingrijpende maatregelen volgden, zoals graanprijsaanpassingen, introductie van kwaliteitsstandaarden, gespecialiseerde gezondheidsdiensten, en de bundeling van exportcoöperaties


Begin jaren ’50 waaide de in de Verenigde Staten succesvolle hybridenfokkerij (kruisingen van zuivere lijnen of rassen) over naar Nederland. Zuiver fokmateriaal werd uit het buitenland geïmporteerd en verder veredeld. Alleen oude Hollandse rassen als de Barnevelder, de Welsumer en de Noord-Hollandse Blauwe speelden toen nog een beperkte rol. Verschillende ‘merken’ hybride kippen kwamen op de markt en pluimveehouders moesten de keuze maken welke ‘merken’ het meest geschikt waren op het eigen pluimveebedrijf. Innovaties en schaalvergroting leidden in de jaren ’60 tot steeds meer specialisatie, zoals moderne fok- en slachtbedrijven. Heden ten dagen zijn er wereldwijd nog drie grote fokbedrijven voor vleeskuikens over en twee fokbedrijven voor leghennen.
Op deze site wordt informatie over de vleeskuikens verstrekt.

Heden ten dagen worden in de Nederlandse vleeskuikenhouderij drie rassen gehouden. Ross en Cobb zijn het meest voorkomend. Het ras Hubbart komt in mindere mate voor. 

Powered by TKW Media